
Jurisprudentie
BG7974
Datum uitspraak2008-12-23
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/841076-07
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/841076-07
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijspraak voor het plegen van ontuchtige handelingen met zijn minderjarig kind wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/841076-07
Datum uitspraak: 23 december 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [woonplaats], [adres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 9 december 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 4 december 2007.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2006 tot en met 13 december 2006 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
(telkens) met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2001), die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1], hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis in en/of tegen de vagina van [slachtoffer 1] gebracht en/of
gehouden, en/of
- zijn penis in en/of tegen de anus van [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden,
en/of
- zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en/of gehouden, en/of
- zich laten aftrekken door [slachtoffer 1], en/of
- getongzoend met [slachtoffer 1];
[artikel 244 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2006 tot en met 13 december 2006 te 's-Hertogenbosch, althans in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, [slachtoffer 1],
geboren op [geboortedatum] 2001, bestaande die ontucht hierin dat hij
- zijn penis tegen de vagina van [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of gehouden,
en/of
- zijn penis tegen de anus van [slachtoffer 1] heeft gebracht en/of gehouden,
en/of
- [slachtoffer 1] op de mond heeft gezoend, en/of
- de borsten van [slachtoffer 1] heeft betast, en/of
- zich heeft laten aftrekken door [slachtoffer 1];
[artikel 249 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van oordeel dat er op basis van het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen ten aanzien van het primair ten laste gelegd feit. Zij komt tot dit oordeel op basis van de aangifte, de verklaringen van de diverse getuigen die op de bewuste avond van 13 december aanwezig waren toen [slachtoffer 1] spontaan begon te verklaren en van hetgeen door de kinderarts is geconstateerd aan letsel bij [slachtoffer 1]. Daarnaast acht zij ook de verklaring van de leerkracht van [slachtoffer 1] van belang nu, nadat [slachtoffer 1] heeft verklaard wat er is gebeurd op die bewuste dag, zij aanzienlijk vrolijker en opgelucht leek te zijn. Alsof er, door het te vertellen, een last van haar schouders was afgevallen.
De officier van justitie eist een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsman van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat getuigen die daadwerkelijk misbruik van [slachtoffer 1] door verdachte hebben gezien evenals fysieke sporen van dergelijk misbruik ontbreken. Wat betreft de getuigenverklaringen en de verklaring van [slachtoffer 1] zelf verwijst hij naar hetgeen daarover door de deskundige Wagenaar is opgemerkt en concludeert hij op diverse gronden dat deze verklaringen weinig betrouwbaar zijn. Hij is van mening dat voor het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewijs ontbreekt en verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken.
De bewijsbeslissing.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde niet is bewezen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Volgens de getuigenverklaringen van [slachtoffers] moeder, [getuige 1], van de vriendin van [slachtoffer haar] opa, [getuige 2], en van de partner van [slachtoffers] moeder, [getuige 3], heeft [slachtoffer 1] op 13 december 2006 verklaard dat zij is misbruikt door verdachte. Haar opa, (naam opa), verklaart dat [slachtoffer 1] dit tegenover hem op 14 december 2006 en de dagen daarna heeft verklaard. Haar broertje [naam broertje] legt eveneens een getuigenverklaring af met betrekking tot mogelijk misbruik door verdachte van [slachtoffer 1]. Een kleine maand daarna, op 11 januari 2007, wordt [slachtoffer 1] door de politie verhoord.
Opvalt dat de details, waarover volgens de getuigenverklaringen [slachtoffer 1] heeft verteld op 13 december en de dagen daarna, en de details die daarnaast nog worden genoemd door [broertje slachtoffer 1] niet terugkeren in [slachtoffers] eigen verklaring. [slachtoffer 1] weet op een aantal vragen niet of nauwelijks adequaat te antwoorden en zij komt, gevraagd naar (details van) mogelijk misbruik door verdachte niet verder dan herhalen dat pappa met haar “deed seksen”. De verklaringen van [slachtoffer 1] zelf en de - overigens onderling soms tegenstrijdige - getuigenverklaringen over [slachtoffers] uitlatingen op 13 en 14 december 2006 vormen naar het oordeel van de rechtbank dan ook op zich onvoldoende bewijs, dat verdachte met [slachtoffer 1] ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Verder ontbreekt bewijs in de zin van fysieke sporen van de tenlastegelegde handelingen. De constateringen van letsel bij [slachtoffer 1] door de huis- en kinderarts zijn niet alleen niet eenduidig, maar sluiten ook een andere oorzaak dan seksueel misbruik allesbehalve uit.
De enige getuige die uit eigen waarneming iets over de tenlastegelegde gedragingen zou hebben verklaard is broertje [naam broertje]. De rechtbank acht zijn verklaringen echter niet betrouwbaar. Zo noemt hij in zijn verklaring bij de rechter-commissaris details die in zijn verklaring bij de politie ruim een jaar daarvoor volledig ontbraken. Daarnaast komt zijn kennelijke afkeer van zijn vader zijn geloofwaardigheid niet ten goede.
(getuige), onderwijzeres van [slachtoffer 1], heeft weliswaar eveneens verklaard dat [slachtoffer 1] haar zei dat papa met haar deed ‘seksen”, maar zij verklaarde ook dat [slachtoffer 1] een meisje is dat veel aandacht wil en wel eens een fantasieverhaal vertelt.
Al met al komt de rechtbank dan ook tot de conclusie dat voor het plegen van ontuchtige handelingen door verdachte met [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewijs ontbreekt en dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
UITSPRAAK
Vrijspraak, achtende de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Ch. Dunnewijk, voorzitter
mr J.J.H. Bruggink en mr. E.W. van den Heuvel,
in tegenwoordigheid van Y.A.M. Janssen, griffier,
en is uitgesproken op 23 december 2008.